vrijdag 10 juni 2011
Dag 53 : Tom Price en de mijnen
We worden wakker op een zompige camping. De kids vinden zo’n nat gras en rode modder geweldig. De mama die met de vuile was en tent zit, vindt het wat minder...
Vanmorgen bezoeken we de Rio Tinto ijzererts-mijn hier in Tom Price. Daar mag je uiteraard niet zomaar in, enkel met een geleid bezoek. Jurgen en ik vinden het best interessant. De mijnindustrie is zo’n belangrijk deel van Western Australia, van heel Australie. De kinderen vinden het wat minder. Jan-Willem vindt de immense machines nog wel indrukwekkend, maar hij is wel teleurgesteld omdat hij er niet in mag gaan zitten. Natuurliefhebber Rosemarie wordt helemaal slechtgezind wanneer ze ziet dat de bergen gewoon platgebombardeerd worden op zoek naar de ijzererts. Zij vindt dat de mensen hier beter zouden genieten van de mooien bergen hier dan ze plat te bombarderen. Dat wij een auto – en dus ijzer – nodig hebben om naar deze mooie plekken te komen, vindt ze bijzaak. “Dan moeten de wetenschappers maar iets anders uitvinden om auto’s van te maken” zegt ze ;-)
Het gebied waar nu ijzererts wordt ontgonnen is 13 op 8 km. Daar zijn ze nog wel een jaar of 40 mee zoet. Even verder liggen er nog een paar gebieden die nog veel groter zijn... En toch stel ik me dan de vraag, wat als het ooit stopt ? De put die gegraven is, is 400meter diep. Vanuit de mijn die we bezoeken wordt dagelijke 80.000 ton ijzererts weggevoerd naar de havens aan de noordwest kust. Op 5 treinen, met elk meer dan 200 wagonnen. De machines waarmee gewerkt wordt zijn hallucinant groot. En duur. Een band van zo’n truck kost evenveel als heel onze auto. De graafmachines verbruiken 20 liter op 1 kilometer !
Het stadje Tom Price is gecreerd om alle mijnwerkers onderdag te geven en zo goed als alle huizen zijn eigendom van de mijn. De mijnwerkers – die sowieso al wreed dik betaald worden – kunnen ze van het mijnbedrijf huren voor een appel en een ei. Maar van mij mogen ze het hebben, in de zomer is het er snik, snik heet, in de winter ’s nachts bitterkoud, en vooral, er valt echt wel niets te beleven in Tom Price.
Ik ben blij dat we zo’n mijn eens van dichterbij konden bekijken...
Het is ondertussen weer beginnen regenen. Grrmbllll... Bij het visitor centre halen we nog even wat info over het nationaal park en gaan dan maar rijden. De camping is erg groot, maar ligt er erg nat bij. Hoewel er nog massa’s plaats is, willen de camping hosts er eerst niets van weten dat we eens even willen rondkijken en zelf een plaatsje willen uitzoeken. Ah nee, zij moeten ons vanachter hun burootje, hoog en droog, een plek toewijzen....Euh, ik dacht het niet.... Na wat zeuren mag het toch, we mogen zelf gaan kiezen. Zo’n gedoe en inflexibiliteit – zeker bij zo’n abnormaal natte omstandigheden – zijn we hier in Australie niet gewoon. Vreemd.
We vinden een ok plekje, maar moeten nog een halfuurtje in de auto blijven schuilen. Dan krijgen we net de tijd om tent en tarp op te zetten. Van achter de bergen komt wel een groot blauw gat tevoorschijn en even later zien we een grote regenboog. We krijgen zelfs onze natte slaapmatrassen droog. Rosemarie en Jan-Willem amuseren zich ondertussen in de oranje modder... Nu is het donker en we zien zelfs sterren. Dat belooft voor morgen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten