dinsdag 31 mei 2011
Dag 44 & 45 : Blub vanuit Coral Bay
De afgelopen dagen hebben we weer meer in en onder water doorgebracht dan op het droge. In Coral Bay aan de Ningaloo Reef. Het rif ligt hier vlak voor de kust. Zo zeggen de boekjes toch. Maar wij vonden die "vlak" nogal relatief. Op maandag zwommen we - zwaar geinformeerd natuurlijk - maar ook wat op goed geluk de zee in, en vonden het op het eerste gezicht een beetje tegenvallen. geen geweldig goed zichtbaarheid, wel zeewier, maar geen koraal, en vooral niet veel vis. Wel een boel grote, maar naar onze goesting nogal donker gekleurd. Wij houden meer van kleine felgekleurde zwemmertjes. er stond ook flink wat stroming. Niet ideaal dus. We waren in Quobba natuurlijk stevig verwend, maar toch, het moest beter kunnen. We hadden op een kaartje nog een paar andere snorkelspots ontdekt. Dat we daar een paar kilometer voor door de duinen moesten crossen was aardig meegenomen. "The Lagoon" en "The Oyster Bridge" waren inderdaad prachtige plekjes. Door de rotsen beschermd van het geweld van de rotsen, en niet enkel wij vonden dat een dikke hit. Het zat er vol van de kleine visjes die wij zo graag zien. Uren hebben we er in rondgedobberd, gisteren en vandaag nog eens. We genoten er van het camouflagespel van de octopussen die voor je ogen compleet van kleur veranderen, van zandkleur naar donkerrood, dan weer blauw en groen, 10 keer in een minuut als het moet. Geweldig hoor.
Spektakel van de dag was de Whitespotted Guitarfish die we in het zand zagen liggen. Zag er best wel griezelig uit en het is ook niet verwonderlijk dat hij beter bekend is als de Shovelnose Shark. Gelukkig wist Rosemarie dat die totaal ongevaarlijk is, hij eet enkel andere bodemvissen. Konden wij ongestoord kijken.
We hebben hier nog even met de idee gespeeld om met de walvishaaien te gaan zwemmen, maar hebben dat maar laten varen. Het is ten eerste verschrikkelijk duur (1200 dollar per gezin). En het lijkt ons nogal een stressy bedoening met onze 2 gastjes. Er wordt met een vliegtuigje naar de immense vissen gezocht en wanneer ze dan gespot zijn, moet je supersnel met je snorkelgerief in 't water springen, meezwemmen met de vis en even later er ook weer supersnel uit, om de kans te geven aan de volgende groep zwemmers. En we hebben ondertussen ook al zoveel leuks en moois gezien en gedaan, dat het ons niet zo verschrikkelijk aanlokkelijk lijkt. Er is ondertussen ook al een ander ideetje aan 't ontspruiten over wat we met de "uitgespaarde" centen zouden kunnen doen, en dat lijkt bij iedereen in de smaak te vallen ;-)
Anyway, we hebben de afgelopen dagen weer genoten van al het schoons van de natuur. Na zo'n snorkeldagen slapen we verschrikkelijk goed. Pure, pure ontspanning !
zondag 29 mei 2011
Dag 44 : Van Quobba naar Coral Bay
Vanmorgen was het copy/paste van gisterennamiddag. We hebben hem onder water doorgebracht en het was weer al "aaah" en "oooh" dat we zagen. Van het internet heb ik een paar prentjes van visjes geplukt die we onder water tegenkwamen. We hebben ook een poging gedaan om met de onderwatercameraatjes foto's te trekken (Danku Sabine ;-) Om te weten of die gelukt zijn, moeten we nog wat geduld hebben. Na de middag zijn we naar Coral Bay gereden, aan de Ningaloo Reef. Morgen gaan we eens kijken hoe het hier snorkelt. Vanmiddag reden we over de Steenbokskeerkring. En dat voel je, het is hier aangenaam warm !
Dag 43 : Quobba
De dauw heeft hard toegeslagen vanochtend vroeg. De tent is goed nat en de zon moet hard en lang haar best doen om ze droog te krijgen. We besluiten dan maar eerst naar de markt in Carnarvon te gaan. Wie weet vinden we daar wel bananen. De markt – die in de toeristische boekjes wordt aangeprezen als “not to be missed” is 7 kramen groot, waarvan 4 met brol. Vonden wij allemaal dik in orde, want 1 van die 3 andere kramen verkocht, jawel, bananen !! Van die kleine, zoete, lekkere en voor maar 6 dollar. De kinderen kregen er al meteen een toegestopt. Wat een heerlijkheid ! Sinds cycloon Yasi enkele maanden geleden zo goed als alle plantages in Queensland met de grond gelijk maakte, hebben wij geen bananen meer gegeten. Voorraadje ingeslaan en de markt weer gelaten voor wat ze was. Op de terugweg naar de camping vond ik dan nog een kapster die nog net even tijd had om mijn haar terug kort te wieken... hoeveel geluk kan je hebben ?
Ondertussen was de tent droog en konden we inpakken en wegwezen. Aan het pompstation was het vreselijk lang aanschuiven. Tijd genoeg om rond te kijken en te zien dat een paar huizen verder wel een klein stalletje stond, met jawel, weer bananen !
Enfin, met meer dan genoeg bananen vertrokken we richting de blowholes van Quobba. We hebben op onze tocht al redelijk wat blowholes en impressionante kliffen gezien. Maar dat blaasgat van Quobba is wel een heel ferm. De zee leek niet eens zo verschrikkelijk wild en de golven niet eens zo groot, en toch spoot daar uit het gat een gigantisch, metershoog fontein. Keer op keer, om de paar seconden. Het blijft een spektakel waar menige actie-film voor moet onderdoen.
Even te zuiden van de blowholes kan je kamperen aan een lagune. Op de camping staat het vol koterij, hutjes gemaakt van ijzeren golfplaten. Voor de kenners iets in de stijl van “Tin City” op Stockton Beach, maar een klad ouder en roestiger. Het zijn de “fishing shacks” van de locals. Wij komen ook voor de vissen, maar niet om ze te vangen. De lagune zou een goeie snorkelplek zijn. We steken onze teen eens in ’t water... dat voelt al veelbelovend ! Het water is erg ondiep, maar wat we er in vinden is ronduit prachtig. Duizenden en duizenden vissen in alle vormen en maten in tropische kleuren van felgeel tot fluoriscerend blauw. We weten niet waar eerst te kijken. Dit is zo prachtig.... Het meeste koraal in de lagune is dood en redelijk kleurloos, maar de vissen lijken daar op het eerste zicht niet zo’n last van te hebben en geregeld zie je een felgekleurde patch. Als je daar even boven blijft drijven, zie je tientallen vissen in alle voegen en spleten van het koraal. Rosemarie en Jan-Willem blabberen er lustig op los en proberen ons al de vissennamen door hun snorkels duidelijk te maken. We hebben snel door dat we ook onder en tussen de grote koralen en rotsen moeten kijken, daar houden de grote vissen zich schuil. Grote mond, klein hartje.... of zoiets. We dobberen uren rond op onze buik, en komen er alleen uit om aan mekaar te vertellen wat we allemaal gezien hebben en er even ons vissenboek om na te slaan. Wanneer de zon te laag zakt, wordt het water minder helder en slaat de honger toe. We maken een heerlijk maal van gebakken spek en bananenpannekoekjes en voelen ons wederom verschrikkelijk grote gelukzakken.
Dag 42 : naar Carnarvon
We rijden vandaag naar Carnarvon. We moeten eerst het Nationaal Park uit. De afgelopen dagen is het erg zonnig geweest en het rode zand is daardoor een pak muller geworden. Het is dus hobbelen en schudden geblazen met de auto. Langs de weg zie ik plots precies een grijze slang kruipen. We stoppen natuurlijk en stappen uit. Bij nadere inspectie blijkt het geen slang maar een hele rij harige processierupsen te zijn. “Safety in numbers” is het volgens Rosemarie, de vogels denken dat het een slang is en blijven zo van hen af. Chique dingen vinden wij. Dit is meteen ook zowat het spannendste dat er vandaag gebeurt. Na de middag komen we in Carnarvon aan. Dit stadje en de plantages errond zorgen voor een heel groot deel van de wintervoorraad aan verse groenten en fruit voor het hele land. We lazen dat je bij de plantages allerlei lekkers kan kopen in kleine winkeltjes die ze langs de weg opzetten. Maar blijkbaar dan toch niet op vrijdagmiddag. We maken een ritje langs de plantages aan de 2 kanten van de rivier, maar komen van een kale reis thuis. En we hadden nog zo gehoopt op lekkere zoete banaantjes.... Dan maar naar de Woollies, waar de bananen nog altijd 13 dollar voor een kilo kosten, weer niks dus. Jurgen vond wel een gebraden kip, dat zorgde voor een beetje troost ;-)
vrijdag 27 mei 2011
Dag 39, 40 & 41 : 3 dagen Shark Bay
Weeral 3 dagen verder. Weeral 3 goedgevulde dagen, die we doorbrachten in Shark Bay. Daar valt vanalles over te vertellen. Hmmm,, eens kijken waar ik zal beginnen...
Wel, Shark Bay staat op de World Heritage list. Op die lijst kom je niet zo gemakkelijk op, er zijn 4 criteria waar je aan moet voldoen : de landschappen moeten verschrikkelijk mooi zijn, de biodiversiteit in de streek moet vreselijk groot zijn, geologisch gezien mag het ook niet gewoontjes zijn, en dan is er nog een 4 criterium, maar dat ken ik niet (de ranger was het ook vergeten). Zonder enige twijfel voldoet Shark Bay aan all criteria. Beeld je even in, of kijk naar de foto’s : vuurrode kliffen, azuurblauw water vol dolfijnen, schilpadden en visjes groot en klein – ja, ook haaien, Shark Bay heet niet zomaar “Shark Bay”. En allerlei interessantigheden.
Zoals bv de stromatolieten van Hamelin Pool. Dat was eergisteren onze eerste stop. Stromatolieten zijn de oudste vrom van leven op aarde, zo’n 3500 miljoen jaar geleden zijn deze eencellige dingen ontstaan en voor de volgende 3000 miljoen jaar waren zij zo ongeveer het enige leven op aarde. De stromatolieten groeperen zich en vangen daarbij allerlei zandkorreltjes en steentjes. Zo creeren ze een vorm die heel heel langzaam – denk aan 0,3 mm per jaar – groeit, in de breedte of de hoogte. We moeten de stromatolieten dankbaar zijn. Aan hen danken we ons bestaan. In de 3000 miljoen jaar dat zij hier op aarde alleen waren, hebben ze zwaar aan fotosynthese gedaan, en daardoor is er dan weer voldoende zuurstof vrijgekomen voor een ander soort leven. Hamelin Pool is de enige plek in de wereld waar je nog zoveel levende stromatolieten kan zien. Op de meeste plekken heeft ander leven de stromatolieten vernietigd. In Hamelin Pool is zo goed als geen ander leven. Door een combinatie van stromingen komt er heel weinig vers zeewater in de baai, en al bijna helemaal geen regen. Dat zorgt voor heel zout water, en dus zo goed als geen vissen. Een bijzondere plek.... We hebben de laatste weken al op zoveel stokoude plekken rondgelopen, al zoveel sporen gezien van miljoenen, miljarden jaren oud. Je kan niet anders dan er filosofisch van worden en de bedenking maken dat wij als mensen – van een paar tienduizenden jaren oud – echt niet meer dan een “glitch in the system” zijn.....
Na Hamelin Pool naar het volgende interessante plekje : Shell Beach. Wat dacht je ? Ja, het strand bestaat daar uit schelpjes, miljoenen schelpjes, 8 meter diep, meer dan 100 kilometer lang. Wanneer het regent komt er een soort van “kleefstof” vrij uit de schelpjes en de schelpjes gaan dan cementeren. Vroeger was er zelfs een schelpgroeve, waar met grote zagen enorme “bakstenen” uit het strand werden gesneden. Speciaal hoor. De schelpjes zelf zijn niet echt bijzonder, klein en wit. De wetenschap heeft nog steeds niet door hoe het komt dat het er zoveel zijn. Shell Beach ligt vlakbij Hamelin Pool, in het vreselijk zoute gedeeltje van Shark Bay. Niet echt gezellig om daar te zwemmen.
Via een mooie weg en een paar mooie uitkijkpunten rijden we richting naar Monkey Mia. Dat was ook een van de die namen die er bij Jurgen en de kinderen ingeprent was. Daar ging iets gebeuren. Monkey Mia is namelijk wereldberoemd voor zijn dolfijnen die tot aan het strand gezwommen komen en vissen uit de handen van de toeschouwers komen happen. Klinkt als “tourist trap”, maar je kan er moeilijk niet naar toe he.
De camping in Monkey Mia stond vol, ook een primeur voor ons en een voorteken dat we in drukker gebied komen. Daar gaan we moeten aan gewoon worden en af en toe eens op voorhand bellen voor een camping. We rijden dan maar terug naar Denham waar gelukkig nog wel een plaatsje is en we genieten van een prachtige zonsondergang op het strand.
De volgende dag gaat de wekker om 6u. We springen allemaal uit bed en beginnen snel aan de inpak. We moeten immers zeker om 7u45 terug in Monkey Mia zijn, vanaf dan kunnen we op het strand dolfijnen gaan kijken... Wat een voltreffer was dat weer ! We hadden eerlijk gezegd dus gedacht dat dat wel eens ferm kon tegenslaan, maar we hadden ongelijk. Ik was nog boterhammen aan ’t smeren toen Jan-Willem al aangehold kwam dat ze de dolfijnen er al waren ! Ze waren kunstjes aan ’t doen in de baai. Een paar grote dolfijnen, een paar kleintjes. Even later mochten we met onze voeten in ’ t water en kwamen de dolfijnen aangezwommen tot vlakbij onze voeten. Ze leken de rangers op de voet te volgen, maakten schattige piepgeluiden, gingen af en toe eens op hun zij liggen en liggen lonken met hun oogjes. Die dieren weten inderdaad hoe ze op een mens moeten inspelen. Er zijn een stuk of 20 dolfijnen die regelmatig helemaal tot aan het strand komen. Het zijn uiteraard de dolfijnen zelf die beslissen of ze naar het strand komen of niet, wanneer ze komen en hoe vaak. 5 dolfijn krijgen elke dag een paar vissen. Niet veel zodat ze er zeker niet afhankelijk van worden. Het moeten wilde dieren blijven. De interacties met de mensen zijn ook beperkt in de tijd, maximum een halfuur, en maximum 3 keer per dag.
De rangers geven uitleg over de dolfijnen en aan het einde van de interactie worden een paar mensen uit het publiek gekozen om de dolfijnen een visje te geven. Rosemarie en Jan-Willem hoopten natuurlijk vurig dat zij uitverkoren gingen worden, maar er waren misschien wel 150 mensen en maar 2 dolfijnen die gevoerd mochten worden. Ze werden niet uitgekozen....maar vonden het hele gebeuren wel de max. Na de vissen weten de dolfijnen dat de interactie gedaan is. De dolfijnen zwommen direct weg. De 150 mensen verlieten bijna allemaal het strand. Wij stonden nog even een praatje te maken met een groepje backpackers dat we al een paar keer gezien hebben. Even later, groot geluk, daar waren de dolfijnen alweer, ze kwamen terug voor een 2de interactie, en ze hadden versterking meegebracht ! Weer kunstjes en schattige geluiden, en op het einde weer vis. Nu waren Rosemarie en Jan-Willem wel aan de beurt. Wat een glundergezichtjes ! Het is natuurlijk ook zo bijzonder he.
We gingen daarna even naar het visitor centre waar nog meer tekst en uitleg en allerlei boeiends te zien was, maar al snel hoorden we dat de dolfijnen weer terug waren. Nu was er ook een mannetjes-dolfijn bij die nog de duidelijke sporen droeg van een haaienaanval. Het arme beest was er ferm van onder de indruk. Normaal gezien leven 7-jarige mannetjesdolfijnen al lang niet meer bij hun moeder, maar sinds de haaienaanval was de deze toch weer erg vaak bij zijn mama ;-)
Het was nog maar 10u in de ochtend en wat mij betreft hadden we al entertainment voor een hele week achter de rug...
Na de dolfijnenpret, terug naar Denham voor water en diesel. En dan naar het Francois Peron National Park, dat zowat de hele uiterste punt van het schiereiland in beslag neemt. Eerste stop daar, de homestead. Ergens in de jaren 1800 hebben ze daar een put van meer dan 500 meter geboord en daar stroomt sindsdien non-stop lekker warm water uit. Een jacuzzi avant la lettre, zeg maar. ’t Is niet bepaald koud , maar zoiets laten we toch niet aan ons voorbij gaan. Het water is 40 graden, heerlijk om er even in te zitten, maar dan zijn we toch wel klaar voor een koude douche !
Helemaal opgefrist rijden we naar ons kampeerplekje. Het is een hobbelpad over het rode zand. Tot groot geluk van Jurgen zien we af en toe ook een opgedroogd zoutmeer. Wat hij daarmee heeft, is me nog altijd niet duidelijk. We zetten de kar af, en springen onze snorkelkleren in en zien dat Shark Bay ook onderwater een paradijsje is.
Vandaag een lazy ochtend, we blijven in bed liggen tot de zon een oven maakt van de tent. We gingen weer aan de snorkel. De zee was nog veel kalmer dan gisteren en we zagen vanop de duinen nu ook heel goed de rotsen in de zee liggen. Daarlangs zou het heel mooi snorkelen zijn. Een beetje gedoe om in het diepe water te geraken, in het foldertje stond dat er stonefish kunnen zitten en daar wil je niet met je blote voeten op trappen. Maar met grote flippers over rotsen stappen is ook geen sinecure. Enfin, in het water is het prachtig, vol vis en felgekleurd koraal. Je kan zien dat we stilaan in tropischer gebied komen. We zien ook andere vissen, waar de kinderen meteen een naam en toenaam op kunnen plakken. In Perth hadden we in het museum nog een boek met alle vissen gekocht, en in de auto hebben ze die ingestudeerd. Voor de kou toeslaat – dat hebben we intussen geleerd – komen we er uit om op te drogen en op te warmen. Jurgen en ik gaan nog voor een 2de snorkelpartij. De andere kant op, volgens vissers zit daar een grote school vissen en die willen we wel eens zien. Inderdaad, massa’s, een paar scholen, grote en kleine en veel andere mooi gekleurde vissen – maar wij weten de namen natuurlijk niet. Halfverscholen in het zand zien we ook een joekel van een rog liggen. Hij heeft 2 kleine stings op zijn staart, maar ik denk niet dat het en stingray is. We besluiten toch maar dit niet aan de kids te vertellen. We zullen hen dat wel eens vertellen wanneer we hoog en droog in de Kimberleys zitten ;-)
Na de middag rijden we naar Cape Peron en zijn nog maar eens onder de indruk van het landschap. We volgen een paar dolfijnen naar het uitkijkpunt op Skipjack Point. Daar aangekomen geven we onze ogen de kost. In het water onder ons zien we een paar roggen, dolfijnen, een schildpad, verschillende scholen vissen. Een van die scholen zit een haaitje achterna. Omgekeerde wereld lijkt me, maar in zo’n mooie omgeving zou je van minder gaan duizelen.
Terug aan de camping zetten we nog maar eens onze snorkel op. Terug naar dat mooi gekleurde koraal met zijn vlindervissen. Ons vel en haar staat ondertussen stijf van het zout – douches zijn hier uiteraard niet. Ons voeten ( en bij Jan-Willem zo ongeveer zijn hele lijf) zijn donkerbruin van het rode zand. Maar wij gaan straks heerlijk slapen, misschien zien we eerst zelfs nog wel een paar vallende sterren zoals gisteren.
Morgen een rijdagje. Eerst hobbelen we het nationaal park uit, dan rijden we het schiereiland terug uit en aan de highway slaan we linksaf, naar Carnarvon.
Wel, Shark Bay staat op de World Heritage list. Op die lijst kom je niet zo gemakkelijk op, er zijn 4 criteria waar je aan moet voldoen : de landschappen moeten verschrikkelijk mooi zijn, de biodiversiteit in de streek moet vreselijk groot zijn, geologisch gezien mag het ook niet gewoontjes zijn, en dan is er nog een 4 criterium, maar dat ken ik niet (de ranger was het ook vergeten). Zonder enige twijfel voldoet Shark Bay aan all criteria. Beeld je even in, of kijk naar de foto’s : vuurrode kliffen, azuurblauw water vol dolfijnen, schilpadden en visjes groot en klein – ja, ook haaien, Shark Bay heet niet zomaar “Shark Bay”. En allerlei interessantigheden.
Zoals bv de stromatolieten van Hamelin Pool. Dat was eergisteren onze eerste stop. Stromatolieten zijn de oudste vrom van leven op aarde, zo’n 3500 miljoen jaar geleden zijn deze eencellige dingen ontstaan en voor de volgende 3000 miljoen jaar waren zij zo ongeveer het enige leven op aarde. De stromatolieten groeperen zich en vangen daarbij allerlei zandkorreltjes en steentjes. Zo creeren ze een vorm die heel heel langzaam – denk aan 0,3 mm per jaar – groeit, in de breedte of de hoogte. We moeten de stromatolieten dankbaar zijn. Aan hen danken we ons bestaan. In de 3000 miljoen jaar dat zij hier op aarde alleen waren, hebben ze zwaar aan fotosynthese gedaan, en daardoor is er dan weer voldoende zuurstof vrijgekomen voor een ander soort leven. Hamelin Pool is de enige plek in de wereld waar je nog zoveel levende stromatolieten kan zien. Op de meeste plekken heeft ander leven de stromatolieten vernietigd. In Hamelin Pool is zo goed als geen ander leven. Door een combinatie van stromingen komt er heel weinig vers zeewater in de baai, en al bijna helemaal geen regen. Dat zorgt voor heel zout water, en dus zo goed als geen vissen. Een bijzondere plek.... We hebben de laatste weken al op zoveel stokoude plekken rondgelopen, al zoveel sporen gezien van miljoenen, miljarden jaren oud. Je kan niet anders dan er filosofisch van worden en de bedenking maken dat wij als mensen – van een paar tienduizenden jaren oud – echt niet meer dan een “glitch in the system” zijn.....
Na Hamelin Pool naar het volgende interessante plekje : Shell Beach. Wat dacht je ? Ja, het strand bestaat daar uit schelpjes, miljoenen schelpjes, 8 meter diep, meer dan 100 kilometer lang. Wanneer het regent komt er een soort van “kleefstof” vrij uit de schelpjes en de schelpjes gaan dan cementeren. Vroeger was er zelfs een schelpgroeve, waar met grote zagen enorme “bakstenen” uit het strand werden gesneden. Speciaal hoor. De schelpjes zelf zijn niet echt bijzonder, klein en wit. De wetenschap heeft nog steeds niet door hoe het komt dat het er zoveel zijn. Shell Beach ligt vlakbij Hamelin Pool, in het vreselijk zoute gedeeltje van Shark Bay. Niet echt gezellig om daar te zwemmen.
Via een mooie weg en een paar mooie uitkijkpunten rijden we richting naar Monkey Mia. Dat was ook een van de die namen die er bij Jurgen en de kinderen ingeprent was. Daar ging iets gebeuren. Monkey Mia is namelijk wereldberoemd voor zijn dolfijnen die tot aan het strand gezwommen komen en vissen uit de handen van de toeschouwers komen happen. Klinkt als “tourist trap”, maar je kan er moeilijk niet naar toe he.
De camping in Monkey Mia stond vol, ook een primeur voor ons en een voorteken dat we in drukker gebied komen. Daar gaan we moeten aan gewoon worden en af en toe eens op voorhand bellen voor een camping. We rijden dan maar terug naar Denham waar gelukkig nog wel een plaatsje is en we genieten van een prachtige zonsondergang op het strand.
De volgende dag gaat de wekker om 6u. We springen allemaal uit bed en beginnen snel aan de inpak. We moeten immers zeker om 7u45 terug in Monkey Mia zijn, vanaf dan kunnen we op het strand dolfijnen gaan kijken... Wat een voltreffer was dat weer ! We hadden eerlijk gezegd dus gedacht dat dat wel eens ferm kon tegenslaan, maar we hadden ongelijk. Ik was nog boterhammen aan ’t smeren toen Jan-Willem al aangehold kwam dat ze de dolfijnen er al waren ! Ze waren kunstjes aan ’t doen in de baai. Een paar grote dolfijnen, een paar kleintjes. Even later mochten we met onze voeten in ’ t water en kwamen de dolfijnen aangezwommen tot vlakbij onze voeten. Ze leken de rangers op de voet te volgen, maakten schattige piepgeluiden, gingen af en toe eens op hun zij liggen en liggen lonken met hun oogjes. Die dieren weten inderdaad hoe ze op een mens moeten inspelen. Er zijn een stuk of 20 dolfijnen die regelmatig helemaal tot aan het strand komen. Het zijn uiteraard de dolfijnen zelf die beslissen of ze naar het strand komen of niet, wanneer ze komen en hoe vaak. 5 dolfijn krijgen elke dag een paar vissen. Niet veel zodat ze er zeker niet afhankelijk van worden. Het moeten wilde dieren blijven. De interacties met de mensen zijn ook beperkt in de tijd, maximum een halfuur, en maximum 3 keer per dag.
De rangers geven uitleg over de dolfijnen en aan het einde van de interactie worden een paar mensen uit het publiek gekozen om de dolfijnen een visje te geven. Rosemarie en Jan-Willem hoopten natuurlijk vurig dat zij uitverkoren gingen worden, maar er waren misschien wel 150 mensen en maar 2 dolfijnen die gevoerd mochten worden. Ze werden niet uitgekozen....maar vonden het hele gebeuren wel de max. Na de vissen weten de dolfijnen dat de interactie gedaan is. De dolfijnen zwommen direct weg. De 150 mensen verlieten bijna allemaal het strand. Wij stonden nog even een praatje te maken met een groepje backpackers dat we al een paar keer gezien hebben. Even later, groot geluk, daar waren de dolfijnen alweer, ze kwamen terug voor een 2de interactie, en ze hadden versterking meegebracht ! Weer kunstjes en schattige geluiden, en op het einde weer vis. Nu waren Rosemarie en Jan-Willem wel aan de beurt. Wat een glundergezichtjes ! Het is natuurlijk ook zo bijzonder he.
We gingen daarna even naar het visitor centre waar nog meer tekst en uitleg en allerlei boeiends te zien was, maar al snel hoorden we dat de dolfijnen weer terug waren. Nu was er ook een mannetjes-dolfijn bij die nog de duidelijke sporen droeg van een haaienaanval. Het arme beest was er ferm van onder de indruk. Normaal gezien leven 7-jarige mannetjesdolfijnen al lang niet meer bij hun moeder, maar sinds de haaienaanval was de deze toch weer erg vaak bij zijn mama ;-)
Het was nog maar 10u in de ochtend en wat mij betreft hadden we al entertainment voor een hele week achter de rug...
Na de dolfijnenpret, terug naar Denham voor water en diesel. En dan naar het Francois Peron National Park, dat zowat de hele uiterste punt van het schiereiland in beslag neemt. Eerste stop daar, de homestead. Ergens in de jaren 1800 hebben ze daar een put van meer dan 500 meter geboord en daar stroomt sindsdien non-stop lekker warm water uit. Een jacuzzi avant la lettre, zeg maar. ’t Is niet bepaald koud , maar zoiets laten we toch niet aan ons voorbij gaan. Het water is 40 graden, heerlijk om er even in te zitten, maar dan zijn we toch wel klaar voor een koude douche !
Helemaal opgefrist rijden we naar ons kampeerplekje. Het is een hobbelpad over het rode zand. Tot groot geluk van Jurgen zien we af en toe ook een opgedroogd zoutmeer. Wat hij daarmee heeft, is me nog altijd niet duidelijk. We zetten de kar af, en springen onze snorkelkleren in en zien dat Shark Bay ook onderwater een paradijsje is.
Vandaag een lazy ochtend, we blijven in bed liggen tot de zon een oven maakt van de tent. We gingen weer aan de snorkel. De zee was nog veel kalmer dan gisteren en we zagen vanop de duinen nu ook heel goed de rotsen in de zee liggen. Daarlangs zou het heel mooi snorkelen zijn. Een beetje gedoe om in het diepe water te geraken, in het foldertje stond dat er stonefish kunnen zitten en daar wil je niet met je blote voeten op trappen. Maar met grote flippers over rotsen stappen is ook geen sinecure. Enfin, in het water is het prachtig, vol vis en felgekleurd koraal. Je kan zien dat we stilaan in tropischer gebied komen. We zien ook andere vissen, waar de kinderen meteen een naam en toenaam op kunnen plakken. In Perth hadden we in het museum nog een boek met alle vissen gekocht, en in de auto hebben ze die ingestudeerd. Voor de kou toeslaat – dat hebben we intussen geleerd – komen we er uit om op te drogen en op te warmen. Jurgen en ik gaan nog voor een 2de snorkelpartij. De andere kant op, volgens vissers zit daar een grote school vissen en die willen we wel eens zien. Inderdaad, massa’s, een paar scholen, grote en kleine en veel andere mooi gekleurde vissen – maar wij weten de namen natuurlijk niet. Halfverscholen in het zand zien we ook een joekel van een rog liggen. Hij heeft 2 kleine stings op zijn staart, maar ik denk niet dat het en stingray is. We besluiten toch maar dit niet aan de kids te vertellen. We zullen hen dat wel eens vertellen wanneer we hoog en droog in de Kimberleys zitten ;-)
Na de middag rijden we naar Cape Peron en zijn nog maar eens onder de indruk van het landschap. We volgen een paar dolfijnen naar het uitkijkpunt op Skipjack Point. Daar aangekomen geven we onze ogen de kost. In het water onder ons zien we een paar roggen, dolfijnen, een schildpad, verschillende scholen vissen. Een van die scholen zit een haaitje achterna. Omgekeerde wereld lijkt me, maar in zo’n mooie omgeving zou je van minder gaan duizelen.
Terug aan de camping zetten we nog maar eens onze snorkel op. Terug naar dat mooi gekleurde koraal met zijn vlindervissen. Ons vel en haar staat ondertussen stijf van het zout – douches zijn hier uiteraard niet. Ons voeten ( en bij Jan-Willem zo ongeveer zijn hele lijf) zijn donkerbruin van het rode zand. Maar wij gaan straks heerlijk slapen, misschien zien we eerst zelfs nog wel een paar vallende sterren zoals gisteren.
Morgen een rijdagje. Eerst hobbelen we het nationaal park uit, dan rijden we het schiereiland terug uit en aan de highway slaan we linksaf, naar Carnarvon.
dinsdag 24 mei 2011
Dag 38 : Kalbarri National Park : de gorges
Vandaag gingen we de andere kant van het Kalbarri National Park ontdekken. Het park ligt rond de Murchison River – die in Kalbarri in de zee uitmondt. De rivier heeft zich een diepe weg door de rode rotsen gebaand en een hele mooie, kronkelende gorge gecreerd. Weerom een paar mooie rotscreaties en bijbehorende lookouts. Wij waren nog wel eens toe aan een ferme wandeling en gingen dus voor “The Loop” : de rivier maakt er bijna een hele lus en het is er mooi wandelen.
Het vertrekpunt is er ook een van formaat, Nature’s Window. Een gat in de rotsen geeft er als een raam een prachtig uitzicht over de rivier diep in de gorge. We lopen eerst boven aan de gorge en dalen dan langzaam af tot vlak naast het water. De rotsen zijn van beneden gezien nog zoveel impressionanter. Het rood in al zijn laagjes en schakeringen is fenomenaal. De hoge wanden geven bovendien fantastische echo’s. Er wordt dus wat afgebruld door ons. Af en toe is het ferm klauteren op handen en voeten, wat vooral de kinderen blij maakt.
We picknicken bij een strandje aan de rivier. Even teen er in gestoken, best fris, maar in je eentje op zo’n mooie plek zijn, dat vraagt voor een skinny-dip. Voor de meisjes dan toch, de jongens vinden het te koud en vinden al snel de uitvlucht dat zij “op wacht” moeten staan, mocht er toch nog iemand anders aankomen. Dat gebeurt natuurlijk niet... Heerlijk vinden Rosemarie en ik het, maar lang moet het niet duren. Helemaal opgefrist kunnen we weer verder, langs de rivier. Het is nu behoorlijk warm... Volgens de informatiebordjes kan het in de gorge wel 10 graden warmer zijn dan boven op de kliffen. In de zomer halen ze vlot temperaturen van 50 graden. Ik ben blij dat het nu herfst is... Het laatste stukje is onvermijdelijk bergop, maar onze berggeitjes doen dat goed. Misschien dat het “keischattige” baby-geitje dat we onderweg tegenkomen hen ook wat extra moed heeft gegeven. Terug aan de Nature’s Window is het tijd voor nog wat foto’s, voor vliegen tellen en een fris drankje.
Een beetje verder is er nog een uitkijkpunt, op de Z-bocht deze keer. We kunnen de hele Z niet zien, maar zijn toch weer onder de indruk. Ook chique zijn de fossiele sporen van een gigantische schorpioen die we zien. We hadden het in het museum in Geraldton al gezien, maar nu ook in het echt. Geen gezellig beest die schorpioen van een centimeter of 80. Maar ’t was wel een van de eerste beesten die zo’n 400 miljoen jaar geleden het land verkoos boven de zee. Je kan alleen maar blij zijn dat er toen nog geen mensen waren.
Voldaan, maar ook erg moe, rijden we het nationaal park terug uit en vinden even verder (“even” betekent tegenwoordig voor ons zo’n 70km – alles is relatief) een plekje op een rest area langs de highway naar het noorden. We waren de afgelopen dagen de grey nomads even kwijtgeraakt. Jihaa, hier is het weer grey nomad galore !
Dag 37 : Kalbarri National Park - de kliffen
Het was nog eens een winderig nachtje met het bijhorende tentgeflapper. We hadden nochtans de tent en de auto strategisch opgesteld om de wind tegen te houden. We wisten natuurlijk niet dat de wind tijdens de nacht van richting ging veranderen. Wat voor effect dat op de golven van Wagoe Beach zou hebben, wilden we wel eens bekijken, dus gingen we voor ontbijt op het strand. Al heel wat minder fel nu, maar nog steeds geen lieflijk zicht. De duinen in de ochtendzon waren dat wel.
We braken ons kamp op en begonnen aan de Great Ocean Road, de Western Australian versie dan. Even voorbij onze kampeerplek beginnen de kliffen metershoog boven de zee uit te stijgen. Laat daar enkele miljoenen jaren wind en golven mee spelen en je krijgt impressionante rotsformaties met namen die voor zicht spreken, Island Rock, Mushroom Rock, The Natural Bridge, enz. We rijden van de ene naar de andere en doen hier en daar een wandeling, tussen de rode rotsen tot op het strand. Kwestie van onze schelpverzameling in goed banen te leiden. (Jan-Willem loopt naar eigen zeggen altijd met een klein museum in zijn broek. Wanneer Rosemarie en ik na een schelpenzoektocht een selectie maken, vist hij er altijd nog een paar uit diegenen die niet uitverkoren werden...).
De laatste stop is de Red Bluff, of de “Roode Hooge” zoals de immense rode klif in de 17de eeuw door de Hollanders genoemd werd. Een paar sukkelaars zijn in de buurt van deze kliffen ook met man en muis en schip vergaan. Misschien nog een grotere sukkelaar geraakte wel levend aan wal, maar moest toen nog 500km naar Perth stappen !
We vinden een plekje op de camping in Kalbarri en krijgen van een local de tip om ’s avonds naar Finlay’s te gaan. We doen dat en eten daar bij een kampvuurtje allerlei vislekkernijen. Bijzondere tent, een vroegere visfabriek dat failliet ging door een langdurige staking van de piloten in de jaren ‘80 – het vistransport viel stil en de zaak ging overkop. In plaats van de vis naar de markt te brengen, bedacht Gary Finlay om dan maar de markt naar zijn vissen te brengen. En zodoende staat hij nu elke avond vis te barbecuen in zijn hangar. Hij keek blij op toen hij hoorde dat we van Belgie waren... en dan nog wel van Antwerpen. Hij bleek immers de trotse bezitter van 5 Minerva-auto’s !
zondag 22 mei 2011
Dag 36 : Geraldton
Vanmorgen brengen we door in Geraldton. Het zou wel eens de laatste grote supermarkt kunnen zijn tot in Broome, dus de plaatselijke Woolworths wordt aan een indringend onderzoek onderzoek onderworpen. Daarna gaan we naar het HMAS Sydney standbeeld dat op een heuveltje boven de stad staat. Het is een mooie gedenkplaats voor het schip (de HMAS Sydney) die in 1941 na een gevecht tegen een Duits schip zonk voor de kust van Geraldton. Alle 645 bemanningsleden kwamen om. Grote tragedie in Australie, want de HMAS Sydney was door vroegere successen en overwinningen zowat de oorlogsmascotte geworden voor Australie. De koepel van het monument bestaat uit 645 meeuwen en is echt mooi.
Daarna lopen we nog het Western Australian Museum binnen. Dat valt altijd dik in de smaak bij de kinderen en we steken er toch altijd wat van op. Weer veel tekst en uitleg over alle fossiele vondsten uit de streek. Maar ook een echte piratenschat, met rijksdaalders en thalers ! Verschillende schepen van de Oostindische Companie zijn hier in de geburen gezonken, al dan niet met al hun schatten nog aan boord. Rond enkele van die schepen hange wilde en heldhaftige verhalen van muiterij, moord, opstand en overwinning. Best wel cool.
Dan wordt het tijd om te vertrekken, we willen naar Kalbarri. We rijden via het roze – afschuwelijk smakende – meer van Port Gregory en zijn even verder aan Wagoe Beach. Je kan er kamperen en er zijn zelfs warme douches. Ja, daar hebben we nog wel eens zin in (en nood aan). De camping ligt niet vlak aan het strand, daarvoor moeten we nog even de banden aflaten en door de duinen crossen. We besluiten er naartoe te rijden voor de zonsondergang. De enige andere kampeerder waarschuwt ons even dat het strand heel gevaarlijk is, want dat het eigenlijk kliffen zijn, met verschrikkelijk grote golven. Wij denken, “jaja, dat kennen we, dat is weer overdreven, op zijn aussies”. Maar mannekes, wat een spektakel, dit is zonder twijfel de meest spectaculaire zonsondergang ooit. We komen op het strand, dat niet zo erg breed is. Het zand gaat over in een rotspartij die 20 meter verder, een paar meter naar beneden duikt. De golven storten zich te pletter tegen deze kliffen en dat geeft een superspektakel op het strand. Af en toe komt er een mega-grote golf en moeten we rennen om niet al te nat te worden. Gieren ! Op een of andere manier voelt het water hier veel warmer aan dan een paar dagen geleden. Zitten we hier dan eindelijk in de fameuze Leeuwin-stroming ? Dat belooft alleszins voor de volgende dagen ! Wat een wereldplek !
Dag 35 : Mt Lesueur National Park & Stockyard Gully
Donderdag was Sandy Cape nog een heerlijk idyllische baai, beetje winderig dat wel, maar met stralend blauwe hemel. Met het ondergaan van de zon kwam echter ook de weersverandering aan, waarvan de wind al een voorbode was geweest. Het werd een onrustig nachtje, vanalles dat lag en hing te flapperen aan de tent, hevige wind, gelukkig nog geen regen. We sliepen niet zo heel diep en hadden wilde dromen. Rosemarie had – zoals te verwachten was – een nachtmerrie over de stingray, die het in dit verhaal niet op haar, maar op mij gemunt had. Ze moest ’s nachts even komen checken of ik er wel degelijk nog was, arm schaap. ’s Morgens waren Jurgen en ik de arme schapen. We waren volop aan den inpak bezig toen het ineens begon te gieten, gieten, gieten. Het had geen zin om te stoppen en ergens te gaan schuilen, dan ging alles nog veel natter worden. Dus alles supersnel en zo goed mogelijk in en op de kar geduwd. We waren nat tot op ons vel. Maar in de auto stonden gelukkig 2 koffietjes op ons te wachten... Al waren het wel die 2 koffies waardoor we 10 minuten later konden beginnen met inpakken en dus helemaal nat zijn geworden....
We gingen dan maar een ritje maken. Door het Mt Lesueur National Park. Honderden, duizenden, misschien wel miljoenen grasbomen staan daar op kale heuvels, kaal omdat ze nog niet zo lang geleden een bushfire hebben doorstaan. Maar overal zie je nieuw groen verschijnen. En bloemen. Vooral de banksia’s zijn het vuur blijkbaar dankbaar geweest. Hun zaden zijn opengesprongen. En overal zien we prachtige banksiabloemen in alle schakeringen geel, oranje, ros. Heel mooi landschap, die verbrande hellingen, half in de mist.
Even verder zien we een grote wedgetailed eagle. Hij lijkt iets te volgen, op iets te jagen. Het blijkt een groep kangoeroes met een paar kleintjes te zijn. We zien ze de heuvel afrennen, met de arend er cirkelend boven. Hoe zou dat afgelopen zijn ?
Via een ferm hobbelig 4WD pad rijden we door naar de Stockyard Gully. Da’s een immense grot, een soort tunnel van 300m waar je helemaal door kan lopen. Vroeger werd die gebruikt om vee in te houden, droog te houden, te beschermen tegen al te felle zon of kou, vandaar de naam. Vandaag zitten er bijen in, en ook vleermuizen – maar die hielden zich helemaal verborgen voor ons. Met de zaklampen zijn we er helemaal doorheen gewandeld en weer terug. Muisstil was het daarbinnen en pikke-pikkedonker.
Nog even verder zagen we blauwe gaten in de wolkenmassa en zijn we dus maar noordwaarts beginnen rijden. Langs de scheve bomen van Greenough.
We vonden weeral een mooi plekje op een rest area in een mooie vallei even buiten Geraldton. De kinderen gingen er meteen “bowlen” met een paar gumnuts. En vanmorgen gingen ze tekenen met een stokje in het zand. Het doet me altijd deugd hen te zien spelen met “niets”, of beter, hoe zij altijd wel iets vinden om zich te amuseren.
We gingen dan maar een ritje maken. Door het Mt Lesueur National Park. Honderden, duizenden, misschien wel miljoenen grasbomen staan daar op kale heuvels, kaal omdat ze nog niet zo lang geleden een bushfire hebben doorstaan. Maar overal zie je nieuw groen verschijnen. En bloemen. Vooral de banksia’s zijn het vuur blijkbaar dankbaar geweest. Hun zaden zijn opengesprongen. En overal zien we prachtige banksiabloemen in alle schakeringen geel, oranje, ros. Heel mooi landschap, die verbrande hellingen, half in de mist.
Even verder zien we een grote wedgetailed eagle. Hij lijkt iets te volgen, op iets te jagen. Het blijkt een groep kangoeroes met een paar kleintjes te zijn. We zien ze de heuvel afrennen, met de arend er cirkelend boven. Hoe zou dat afgelopen zijn ?
Via een ferm hobbelig 4WD pad rijden we door naar de Stockyard Gully. Da’s een immense grot, een soort tunnel van 300m waar je helemaal door kan lopen. Vroeger werd die gebruikt om vee in te houden, droog te houden, te beschermen tegen al te felle zon of kou, vandaar de naam. Vandaag zitten er bijen in, en ook vleermuizen – maar die hielden zich helemaal verborgen voor ons. Met de zaklampen zijn we er helemaal doorheen gewandeld en weer terug. Muisstil was het daarbinnen en pikke-pikkedonker.
Nog even verder zagen we blauwe gaten in de wolkenmassa en zijn we dus maar noordwaarts beginnen rijden. Langs de scheve bomen van Greenough.
We vonden weeral een mooi plekje op een rest area in een mooie vallei even buiten Geraldton. De kinderen gingen er meteen “bowlen” met een paar gumnuts. En vanmorgen gingen ze tekenen met een stokje in het zand. Het doet me altijd deugd hen te zien spelen met “niets”, of beter, hoe zij altijd wel iets vinden om zich te amuseren.
vrijdag 20 mei 2011
Dag 34 : Sandy Cape
Dag 34
Redelijk rustig dagje vandaag. Vanuit Cervantes rijden we maar een klein stukje naar het noorden. Naar Sandy Cape. Daar zou het mooi en leuk zijn, er is een bush camping, tussen de duinen, vlakbij de zee. Al van in 1920 komen er mensen kamperen en het is zo meteen ook de oudste camping in de wijde omtrek. Via een pad door de duinen kan je er ook verder richting het noorden. We rijden even in die richting op zoek naar een nog idyllischer plekje om te kamperen. Maar er is een forse wind opgestoken en dan is het pal op het strand ook niet echt aangenaam. We keren dus terug naar de echte camping en kiezen een beschut plekje.
Sandy Cape zou ook goed zijn voor te snorkelen en dat willen we uiteraard uitproberen. Ook hier waait het en het water is redelijk “choppy”, maar wij zijn geen watjes he. De vissen duidelijk wel, want die hebben zich allemaal verstopt tussen het zeewier en zeegras. Veel zien we dus niet, al is het wiegend en zwalpend zeegras en wier in alle vormen en tinten groen ook wel weer eens een mooi schouwspel. Tegen dat Rosemarie en ik bijna terug aan het strand zijn, geeft Rosemarie plotsklaps een gigantische gil. Ik schrik natuurlijk ook, trek haar in een reflex mee, weg van wat dan ook. Al proestend komt ze boven. Bleek dat ze gigantisch geschrokken was van een stingray ! Ze was naar een vis aan ’t kijken toen ze plots iets zag, eerst leek het wel zeewier, dan kwam het dichter, dan zag ze dat het een ray (rog) was, en dan zag ze de “sting”. Dat laatste was er teveel aan. Als die-hard fan van Bindi en Steve Irwin weet ze natuurlijk dat Steve om het leven is gekomen door een steek van een stingray. Maar deze stingray is maar een kleintje en ze zijn absoluut niet agressief. Voor ons meisje was de snorkelpret er voor vandaag toch af. Enfin, ik zou ook geschrokken zijn. Vorig jaar in januari ben ik in Bendalong ook snel en met een verschrikkelijk klein hartje uit het water gekomen toen ik al snorkelend 2 joekels van stingrays onder me zag glijden.
Dan maar spelen in de duinen en de rockpools die altijd vol interessante dingen zitten, mooie schelpjes, mossels in alle kleuren van de regenboog en zeesterren.
Als morgen de wind wat is gaan liggen, proberen we misschien nog even te snorkelen. Ben wel benieuwd of Rosemarie mee zal willen gaan.
Dag 33 : The Pinnacles
Dag 33
We hadden het kunnen denken. Tegen dat de tarp goed en wel op de tent lag, was de ferme regenbui veranderd in een lichte miezerregen. Even later zagen we zelfs al sterren en de bijna volle maan. Al dat gedoe voor niets dus ? Nee hoor, met de morele steun van die tarp heb ik – en daarmee ook mijn 3 tentgenoten – lekker goed geslapen. We werden wakker in wat op een mistige sprookjeswereld leek, daar aan ons oud brugje met mist over het riviertje. De zon begon te steken, tarp snel van de tent en ontbijt op de brug. Wanneer alles goed en wel opgeruimd was, was de tent droog en de hemel blauw. Klaar voor weer een mooie dag. We reden eerst naar Yanchep National Park. Ik had gelezen dat daar de grootste kolonie koala’s in Western Australia zit. Daar kunnen wij niet met een boog omheen rijden he, vooral niet omdat we gedacht hadden in South Australia onze laatste wilde koala’s te hebben gezien. Maar Yanchep National Park bleek vooral een “park” te zijn, en de koala’s zaten in een “enclosure” en werden zowaar gevoerd !! Precies een zoo dus, en da’s eerlijk gezegd al lang niet meer goed genoeg voor ons, wij willen de beestjes in ’t wild zien.
Dan maar richting Lancelin. Daar begint de spiksplinternieuwe Indian Ocean Highway, en de naam alleen al geeft zin om te gaan “cruisen”. Het stukje kust heet hier The Turquoise Coast, geheel toepasselijke naam, niet iets minder druk dan zijn Franse broertje ;-)
In Lancelin stoppen we aan ’t strand voor een lunchke en worden daar beziggehouden door een bende krabbekes. Even later ook door enkele dolfijnen die vlakbij het strand heen en weer zwemmen en met iets lijken te spelen. In het Dolfijnencentrum in Bunbury lazen we dat dolfijnen soms een soort van voetbal spelen met een stuk zeewier of een octopus en dat is precies wat ze hier voor onze neus zitten te doen.
Na de lunch verder langs de Indian Ocean richting Cervantes en The Pinnacles. Dit stuk van de highway hadden ze dan weer beter de “shingleback”-highway genoemd, om de 5 botten zit er wel zo’n hagedis op of langs de weg, spijtig genoeg soms meer dood dan levend. De beestjes zijn de nieuwe snelweg duidelijk nog niet gewoon.
We komen aan bij The Pinnacles en vinden het al meteen “waaw. Duizenden en duizenden stenen sculpturen staan er in de duinen. Er blijken verschillende theorieen te zijn van hoe ze daar gekomen zijn. Ik vind die van het versteende woud de mooiste. (ik ben de erosie-verhalen ondertussen een beetje beu... alle rotsen en kliffen en grotten die we tot nu toe tegenkwamen, waren allemaal het gevolg van erosie, tijd voor iets anders ;-)
Je kan met de auto een ritje maken langs de Pinnacles en heel veel uitstappen en nog meer foto’s trekken. We willen ze ook wel eens bij zonsondergang zien en gaan daarom snel de tent opzetten in Cervantes en keren dan weer terug. Ja hoor, met de lange schaduwen, kleuren die voortdurend veranderen en intenser worden, de lucht die rozerood en oranje kleurt, wordt het nog een veel bijzonderder landschap. Nog even en de marsmannetjes komen tevoorschijn van achter de rotsen. The Pinnacles, heel, heel mooi.
dinsdag 17 mei 2011
Dag 30, 31 & 32 : Citytripje Perth
De afgelopen dagen hebben we gecitytripped in Perth en Fremantle. Het was zo eens wat anders dan wandelen langs woeste golven of beestjes spotten. En verandering is altijd goed he, al was het maar voor de lekkere vers gebrouwde koffie die je in een stad vindt.
Op zondag trokken we eerst naar Fremantle. Zoals ik al zei, ziet dat er een leuk stadje uit. Veel oude gebouwen - nu ja, oud... dat is hier allemaal relatief – die goed onderhouden zijn, klein centrum met veel cafe’s. Op zondagochtend lijkt de standaardbezigheid het verorberen van een reuzegroot ontbijt te zijn. Alle terrassen zitten vol. Er is straattheater aan de gang, daar blijven we altijd graag even naar kijken en zijn dan de Fremantle Markets ingedoken. Behoorlijk wat toeristische brol, maar ook een hele hal vol vers fruit en groenten en andere lekkernijen. We sloegen uiteraard onze botten vol !
Dan op naar Fremantle’s en zelfs Western Australia’s top toeristattractie : Het Fremantle Prison. Ik dacht dat het zo’n oude gevangenis was a la Port Arthur in Tasmania waar de eerste convicts toekwamen. Maar het bleek dat het tot 20 jaar geleden in gebruik was als “maximum security prison”. Wat een vreselijke plek ! Horribel !! Om maar iets te noemen, het rioleringssysteem werkte niet en de gevangenen moesten per 2 een toiletemmer delen, voortdurend, tot in 1991 !!! Kan je je dat vorostellen ? Tijdens de zomer, bij 40 graden en meer ? We hadden een gids die volgens ons zelf nog cipier is geweest, zo een met een snor die hij opkrult. Zijn grapjes waren van het soort dat de bejaarde dames van Tasmanie die ook in de groep zaten ervan gingen giechelen... ;-) In ieder geval, Fremantle Prison, een bezoek meer dan waard, maar we waren ook weer blij om er weg te kunnen gaan.
Dan terug naar de markt voor onze groenten op te pikken. Daar bleek dat er solden aan de gang waren omdat de markt bijna dicht ging. Opnieuw onze botten vol geslagen natuurlijk ! Op de terugweg naar de camping deden we nog een ritje door de stad, dat bleek een heel erg kort ritje te zijn. Fremantle is wel mooi, maar ook heel klein.
Op maandag stond Perth op het programma. We wisten niet goed wat ons overkwam maar op de weg ernaar toe stonden we zowaar in de file ! Ook weer een hele belevenis. Daarna moesten we ook nog eens een een parkeerplaats zoeken.... Plek genoeg, maar niet allemaal voorzien op hoge auto’s met roofracks met schuppen.
We wilden naar het Western Australian Museum. Daar leken ze wel leuke dingen te hebben. Het begon al goed... Hier se, daar se... een tijdelijke tentoonstelling over AC/DC en er stond een wii met gitaar en drumstel in de foyer. Dat moesten Jurgen en Rosemarie natuurlijk eens uitproberen en Jan-Willem ging wel “Thunder” meebrullen ;-)
Dan liepen we heel het museum door, langs beestjes en vlinders en skeletten en dinoasaurussen en stenen en meteorieten enzovoort. Te veel interessantige dingen... Als kers op de taart de AC/DC tentoonstelling waar de muziek loeihard staat. Kan nooit kwaad om de kids de juiste muziekopvoeding te geven he.
Na het museum lopen we even door het winkelcentrum van Perth, maar daar zijn we niet echt van onder de indruk. ’t Is een stad, een nieuwe, een propere, maar echt wild worden we er niet van.
De Botanic Garden in het Kings Park is dan weer wel een pareltje. Prachtig gelegen op de heuvel, uitziend op de stad en de Swan River, met een prachtige collectie Australische flora. We bedenken dat opa hier wel een paar weken zou kunnen doorbrengen...Voor ons wordt het al donker en de realiteit slaat toe, al ons eten is op – buiten die groenten en fruit van gisteren dan – en we moeten echt naar de supermarkt.
Vandaag dan onze laatste dag in Perth. Er is regen voorspeld, maar dat is niet erg. Wij trekken immers naar Scitech, een soort Technopolis. Je kan er heel veel proefjes doen met vanalles en nog wat. Er zijn ook verschillende shows en een cool planetarium. Zo weten we weeral naar wat kijken wanneer het buiten de tent donker wordt.
Het Scitech is zo’n plek waar onze kroost dagen in zou kunnen doorbrengen. Hun vader ook. En dan moet moeder weer de onpopulaire spelen en iedereen aanmanen om te vertrekken. We moeten immers nog weggeraken uit Perth en een geschikt kampeerplekje vinden, ergens onderweg naar The Pinnacles. Eens we goed en wel vertrokken zijn, belandden we weer in een file, da’s 2 keer op 2 dagen !!, en begint het ook nog eens ferm te regenen. Dat wordt tarp-weer. Uiteindelijk vinden we een plekje bij een oud gerestaureerd brugje dat bij mooi weer ongetwijfeld erg idyllisch is. Nu niet zo, we gooien de tarp over de tent, eten snel wat overschotjes en kruipen nu in onze slaapzak, filmpje zien.
Ons citytripje was uiteraard leuk, maar ik ben blij dat we nu weer onderweg zijn, naar de mooie uitgestrekte natuur.
De foto’s zijn wat klein, de internet-verbinding trekt hier op niet veel. Volgens de kinderen staan we “ in de blet”... Hmm, misschien toch nog wat hun nederlands bijschaven de volgende 3 maanden.
Op zondag trokken we eerst naar Fremantle. Zoals ik al zei, ziet dat er een leuk stadje uit. Veel oude gebouwen - nu ja, oud... dat is hier allemaal relatief – die goed onderhouden zijn, klein centrum met veel cafe’s. Op zondagochtend lijkt de standaardbezigheid het verorberen van een reuzegroot ontbijt te zijn. Alle terrassen zitten vol. Er is straattheater aan de gang, daar blijven we altijd graag even naar kijken en zijn dan de Fremantle Markets ingedoken. Behoorlijk wat toeristische brol, maar ook een hele hal vol vers fruit en groenten en andere lekkernijen. We sloegen uiteraard onze botten vol !
Dan op naar Fremantle’s en zelfs Western Australia’s top toeristattractie : Het Fremantle Prison. Ik dacht dat het zo’n oude gevangenis was a la Port Arthur in Tasmania waar de eerste convicts toekwamen. Maar het bleek dat het tot 20 jaar geleden in gebruik was als “maximum security prison”. Wat een vreselijke plek ! Horribel !! Om maar iets te noemen, het rioleringssysteem werkte niet en de gevangenen moesten per 2 een toiletemmer delen, voortdurend, tot in 1991 !!! Kan je je dat vorostellen ? Tijdens de zomer, bij 40 graden en meer ? We hadden een gids die volgens ons zelf nog cipier is geweest, zo een met een snor die hij opkrult. Zijn grapjes waren van het soort dat de bejaarde dames van Tasmanie die ook in de groep zaten ervan gingen giechelen... ;-) In ieder geval, Fremantle Prison, een bezoek meer dan waard, maar we waren ook weer blij om er weg te kunnen gaan.
Dan terug naar de markt voor onze groenten op te pikken. Daar bleek dat er solden aan de gang waren omdat de markt bijna dicht ging. Opnieuw onze botten vol geslagen natuurlijk ! Op de terugweg naar de camping deden we nog een ritje door de stad, dat bleek een heel erg kort ritje te zijn. Fremantle is wel mooi, maar ook heel klein.
Op maandag stond Perth op het programma. We wisten niet goed wat ons overkwam maar op de weg ernaar toe stonden we zowaar in de file ! Ook weer een hele belevenis. Daarna moesten we ook nog eens een een parkeerplaats zoeken.... Plek genoeg, maar niet allemaal voorzien op hoge auto’s met roofracks met schuppen.
We wilden naar het Western Australian Museum. Daar leken ze wel leuke dingen te hebben. Het begon al goed... Hier se, daar se... een tijdelijke tentoonstelling over AC/DC en er stond een wii met gitaar en drumstel in de foyer. Dat moesten Jurgen en Rosemarie natuurlijk eens uitproberen en Jan-Willem ging wel “Thunder” meebrullen ;-)
Dan liepen we heel het museum door, langs beestjes en vlinders en skeletten en dinoasaurussen en stenen en meteorieten enzovoort. Te veel interessantige dingen... Als kers op de taart de AC/DC tentoonstelling waar de muziek loeihard staat. Kan nooit kwaad om de kids de juiste muziekopvoeding te geven he.
Na het museum lopen we even door het winkelcentrum van Perth, maar daar zijn we niet echt van onder de indruk. ’t Is een stad, een nieuwe, een propere, maar echt wild worden we er niet van.
De Botanic Garden in het Kings Park is dan weer wel een pareltje. Prachtig gelegen op de heuvel, uitziend op de stad en de Swan River, met een prachtige collectie Australische flora. We bedenken dat opa hier wel een paar weken zou kunnen doorbrengen...Voor ons wordt het al donker en de realiteit slaat toe, al ons eten is op – buiten die groenten en fruit van gisteren dan – en we moeten echt naar de supermarkt.
Vandaag dan onze laatste dag in Perth. Er is regen voorspeld, maar dat is niet erg. Wij trekken immers naar Scitech, een soort Technopolis. Je kan er heel veel proefjes doen met vanalles en nog wat. Er zijn ook verschillende shows en een cool planetarium. Zo weten we weeral naar wat kijken wanneer het buiten de tent donker wordt.
Het Scitech is zo’n plek waar onze kroost dagen in zou kunnen doorbrengen. Hun vader ook. En dan moet moeder weer de onpopulaire spelen en iedereen aanmanen om te vertrekken. We moeten immers nog weggeraken uit Perth en een geschikt kampeerplekje vinden, ergens onderweg naar The Pinnacles. Eens we goed en wel vertrokken zijn, belandden we weer in een file, da’s 2 keer op 2 dagen !!, en begint het ook nog eens ferm te regenen. Dat wordt tarp-weer. Uiteindelijk vinden we een plekje bij een oud gerestaureerd brugje dat bij mooi weer ongetwijfeld erg idyllisch is. Nu niet zo, we gooien de tarp over de tent, eten snel wat overschotjes en kruipen nu in onze slaapzak, filmpje zien.
Ons citytripje was uiteraard leuk, maar ik ben blij dat we nu weer onderweg zijn, naar de mooie uitgestrekte natuur.
De foto’s zijn wat klein, de internet-verbinding trekt hier op niet veel. Volgens de kinderen staan we “ in de blet”... Hmm, misschien toch nog wat hun nederlands bijschaven de volgende 3 maanden.
zaterdag 14 mei 2011
Dag 29 : Rottnest Island
Gisterenavond deden we nog wat “research”…. Het weerbericht, wat we hier allemaal wilden doen, enz. En we kwamen tot de conclusie dat we best vandaag naar Rottnest Island gingen. Snel tickets geboekt voor de ferry, boterhammen gesmeerd en de zakken ingeladen. Want de boot vertrok al om 7u30, en zelfs voor ons is dat nog altijd behoorlijk vroeg.
Auto’s rijden er niet rond op Rottnest Island, je wandelt, je neemt de bus of je fietst. Wij gingen uiteraard fietsen. Met aanhangwagen want het snorkelgerief moest mee. En wat een dag hebben we gehad ! Heel het eiland rondgefietst, best wel heuvelachting trouwens, van de ene mooie, naar de volgende prachtige baai.
Ondertussen hielden we de wind wat in ’t oog en kozen een baaitje dat wat afgeschermd lag vand e wind om te snorkelen. Ze zijn hier nogal fier op hun “Leeuwin-current” die zogezegd warm water van het noorden naar hier brengt. Echt veel hebben we er vandaag niet van gemerkt in het water. Maar de visjes waren zo mooi, en het water zo helder.... Het snorkelen was zo leuk dat we wat te lang in ’t water bleven en de kids nadien zo waren aan ’t klappertanden, ocharme. We hebben onze wetsuits daarna niet meer uitgedaan en gewoon zo verder gefietst. Knap zicht zene ;-) vooral Jurgen’s combinatie met botinnen. Och, het hield ons warm en zo konden we aan het volgende strand sneller zwemmen. Rottnest Island is natuurlijk ook beroemd voor zijn “quokka’s”. Een soort buideldier dat wel een kruising lijkt van een kangoeroe en een rat – vandaar de naam trouwens ( de eerste Hollanders die het eiland kwamen verkennen dachten dat het ratten waren en gaven dit eiland de naam “rattennest”. De beestjes zijn helemaal op hun gemak bij de mensen, ze komen helaas ook bedelen voor eten. Rosemarie en Jan-Willem vonden hen kei-schattig, ik vind dat de Hollanders voor een keer gelijk hebben – ’t zijn precies ratten.
Heel moe van een hele dag fietsen en snorkelen en spelen, stapten we terug de ferry op. Zo mooi, zo leuk, wij gaan nog maar eens goed slapen !
Ondertussen hebben we ook al lang gezien dat Fremantle mooi is. Veel oude en goed verzorgde gebouwen, een rijke stad met een grote haven (het lijkt Antwerpen wel ;-)) Dat zullen we morgen eens gaan bekijken.
Dag 28 : van Busselton naar Fremantle
We gaan nog eens een stukje rijden vandaag. Bestemming is Fremantle. We stoppen nog eens bij het Tuart Forest waar we gisteren naar de possumpjes gingen kijken. Nu gluren we door de venstertjes van de “bird hide” naar een bende ibissen, reigers en zwaluwtjes die een showke komen opvoeren.
Dan verder naar het noorden. Het wordt alsmaar drukker op de weg. In Bunbury – met zijn 62.000 inwoners de derde grootste stad in Western Australia (!) – stoppen we bij het Dolphin Discovery Center. Daar wordt van heinde en verre reclame voor gemaakt, als de beste en meest interessante plek om dolfijnen te zien en er iets over bij te leren. Maar eigenlijk stelt het niet veel voor. Ja, een paar displays over dolfijnen en een paar aquariums met andere visjes... maar daar houdt het dan ook bij op. De dolfijnen zelf waren ook niet van de partij. De winter komt er aan en dan moeten ze hun vetlaag wat aandikken. Ze spenderen dus de hele dag met eten en hebben geen tijd meer in sociaal gedoe. Enfin, het was een onderbreking in de rit, maar meer ook niet. Gelukkig hebben ze in Bunbury ook een coole vuurtoren en schone rotsen op het strand. Dan rijden we door naar Fremantle waar we een campingplekje vinden - aan de prijzen merken we trouwens ook dat we in een grote stad zitten. We rijden snel naar het strand waar we nog net de zon zien ondergaan in de zee en daarna genieten van een prachtig gekleurde lucht. Het is hier veel minder koud, en ik slaap voor het eerst in bijna een maand zonder muts... “Hoera” hoor ik mijn haar (of wat er van overblijft) zeggen ;-)
donderdag 12 mei 2011
Dag 27 : Busselton
Vandaag vertrekken we terug noordwaarts, maar niet veel verder. Zo’n 30km, naar Busselton. We hadden een afspraak voor een onderhoud van de auto. Maar veel belangrijker is natuurlijk de Busselton Jetty. Die is met zijn 1840m de langste van het zuidelijk halfrond. Eind jaren ’70 had een gigantische cycloon de vorige jetty verpulverd. De vorige jetty werd nog gebruikt als aanlegplaats voor schepen die hout en landbouwproducten wegvaarden. De nieuwe jetty die werd gebouwd, was er vooral voor de vissers. En voor de vissen. Want op de jettypalen groeit vanalles en nog wat, allerhande soorten zeewier, en sponsen en weet ik wat nog allemaal. En dat is dan weer een trekpleister voor zee-creaturen. Vissen, slakken, schelpen, koraal, zeesterren, zeekomkommers, noem maar op. De Busselton Jetty is ondertussen een belangrijk artificieel rif geworden, en sinds begin dit jaar een toeristische attractie. Er is immers ene Underwater Observatory gebouwd, tot 8meter diep – tot op de zeebodem – en door 11 grote vensters kan je meegenieten van wat er rond de palen gebeurd. Een klein treintje bracht ons helemaal over de jetty. We hadden kunnen stappen, maar het was in de prijs inbegrepen. Het treintje zat vol, en we hadden eerlijk gezegd een beetje twijfels over hoe “cool” het wel zou zijn. Wel, het was fantastisch. Het water is heel helder, de zon scheen tot ver door het water en alle kleuren van vissen en planten op en rond de palen waren supermooi. Echt een hele grote aanrader !
Nadien wilden we natuurlijk zelf eens onder water gaan kijken. Maar de jetty is heel lang en 2km de zee inzwemmen is echt te ver. Dan maar geprobeerd vanaf het strand. Niet echt ne vette, en het water was ook ferm koud. We zwommen tussen een hele bende kleine kwalletjes – die helemaal niets deden – en een grote school vissen. Dat vinden we altijd erg leuk, om die zowat achterna te zitten en de school dan van vorm te zien veranderen. Het koudegevoel bij de kinderen is echter omgekeerd evenredig met de hoeveelheid vissen die we zien. We kwamen er dus redelijk snel weer uit. Ach ja, zoals ik al zei, op naar beter.
Vanavond hadden we trouwens nog een afspraak met wat plaatselijke fauna. In een boekje had ik gelezen over een Possum Trail. Daar hadden we onze zaklampen voor nodig want possums zijn natuurlijk nachtdieren. De wandeling is aangeduid met reflectortjes, wij gingen op zoek naar reflecterende oogjes. In het Tuart Forest zit een soort zogezegd zeldzame ringtail possums. Kleine beestjes zijn het, die niet veel lawaai maken wanneer ze in de bomen klimmen. Best moeilijk te spotten dus, maar we zagen er toch een hele serie. Ook brushtailpossums, die heel wat luidruchtiger zijn, met witte staarten en ook met zwarte staarten. Possum galore als het ware ! Leuke avondwandeling als afsluiter van weeral een leuke dag.
Morgen trekken we via Bunbury naar Fremantle. Vandaar gaan we Perth en omstreken verkennen en daar hoort u ongetwijfeld nog meer over.
Dag 26 : Yallingup
Waar waren we gebleven…..Juist, in Yallingup. Gisteren trokken we naar Cape Naturaliste. Weer zo’n schoon stukje kust. We wandelden door de “heath” helemaal naar Sugarloaf Rocks. De begroeing in die coastal heath is erg mooi, heel veel planten die duidelijk tegen een stootje kunnen. Scheefgegroeid door de wind. Met vreemde bessen en vruchten. Op de terugweg zagen we nog wat plaatstelijke fauna, een hagedis die zijn blauwe tong naar ons uitstak, een kangoeroe voor ons op het pad, en beneden in de oceaan zwom een groepje dolfijnen op en neer. Dat maakt elke wandeling goed.
Volgens het weerbericht ging in de namiddag de wind wat gaan liggen en van richting veranderen. Prima om het Yallingup Reef eens te gaan verkennen onder water. Echt vlak en rustig was het nog niet, maar volgens een local was het dik in orde. Jurgen en ik doken eerst even alleen onder en zagen al snel dat het inderdaad prima was. Kids erbij met snorkel, duikbril en flippers. En ja, hoor, heel veel vis, een paar scholen met gigantisch veel visjes. Veel leatherjackets, ook koraalvisjes – die komen met de warme Leeuwin-stroming helemaal van het noorden, van tropischere streken – enkele visjes die we ook in Shelly Beach zagen. En dan kwam er een kreet van de jongens. Die dachten dat ze een wobbegong Shark gezien hadden. Geen paniek, da’s een compleet mensvriendelijke soort haai – tenzij je er op trapt. Rosemarie en ik gingen dan ook maar eens op onderzoek, maar bij nader inzien bleek het “gewoon” een soort catfish te zijn, best wel een grote en ook indrukwekkend, maar geen haai. Anyway, het was een erg leuke snorkeltrip, het water was wel behoorlijk frisjes, dus al te lang bleven we er niet in. Maar de goesting om nog veel meer te snorkelen zit er bij alle 4 dik in. Gelukkig rijden we steeds maar noordwaarts, naar warmer water.
Abonneren op:
Posts (Atom)